Auteur: TeamVervoort

Hoge Raad laat op zicht wachten, wel of geen rechtsherstel voor beleggers en vastgoed bezitters?

In het FD van 27 maart 2024 staat dat de Hoge Raad niet in maart maar in augustus van dit jaar zal komen met het arrest over de herstelwet en de overbruggingswet box 3. Waarom de uitspraak is uitgesteld is niet bekend gemaakt. Vorig jaar september kwam advocaat-generaal Peter Wattel met een conclusie in een cassatiezaak tegen een onderdeel van het herstel. In die zaak constateert Wattel dat de wet Rechtsherstel box 3 bij bezitters van ander vermogen dan spaargeld nog steeds het discriminatieverbod en het eigendomsrecht schendt omdat nog steeds zeer verschillend renderende of negatief renderende beleggingen belast worden naar één uniform positief rendement.

Dit betekent dat de belastingdienst de aanslagen waarin box 3 inkomen is begrepen voorlopig niet zal regelen. Zie ook onze eerdere berichten van 6 en 14 februari 2024. In ons bericht van 19 september 2023 is een korte samenvatting opgenomen van de conclusie van de AG Peter Wattel.

Advies van de Advocaat-Generaal aan de Hoge Raad: rechtsherstel box 3 op basis van werkelijk behaald rendement

Op 9 februari 2024 heeft Advocaat-Generaal Pauwels (A-G) zijn advies aan de Hoge Raad gepubliceerd over een aantal zaken waarbij mensen het niet eens zijn met hoe hun geld wordt belast in box 3. Hij zegt dat het belastbare bedrag in box 3 moet worden berekend op basis van wat mensen echt verdienen, inclusief resultaten (zowel winst als verlies) die ze nog niet hebben ontvangen. Hij vindt dat dit eerlijker is en beter past bij wat de wetgever bedoelde. Wel vindt hij het een grote verandering om ongerealiseerde winsten en verliezen mee te rekenen, omdat dit niet in lijn is met het Europese Verdrag van de rechten van de mens (EVRM).

Verder zegt hij dat het werkelijke rendement moet gelden voor al het vermogen in box 3 en niet per onderdeel van het vermogen. Hierbij hoeft geen rekening gehouden te worden met de inflatie. Als het echte rendement lager is dan wat volgens de wet moet worden belast, kan dit worden gezien als een schending van het EVRM. Hij vindt ook dat de kosten die invloed hebben op de opbrengst van het vermogen mogen worden afgetrokken. Maar hij begrijpt dat dit lastig kan zijn om te bepalen en om over eens te worden. Ten slotte zegt hij dat bij het berekenen van het werkelijke rendement geen rekening moet worden gehouden met een bepaald bedrag aan vermogen waarover geen belasting hoeft te worden betaald.

Het lijkt erop dat de Hoge Raad het advies van de A-G Pauwels waarschijnlijk zal opvolgen. Dit betekent dat het belastbare bedrag in box 3 mag worden gebaseerd op wat mensen echt verdienen, inclusief resultaten die ze nog niet hebben ontvangen. Als de belastingaanslagen voor de jaren 2017 tot 2022 nog niet definitief zijn, mogen belastingplichtigen kiezen welk bedrag ze willen betalen, gebaseerd op het echte rendement of het forfaitaire rendement volgens de wet of de Wet Rechtsherstel.

Het advies is dan ook om gegevens te verzamelen om het werkelijke rendement te berekenen. Voor de mensen met box 3 vermogen zijn de aanslagen over de jaren 2021 en verder nog niet geregeld. Op deze wijze kan dan bekeken wat fiscaal het voordeligste is.

Ondernemer op platforms zoals Marktplaats of Vinted?

Registratie op grond van DAC7 staat los van vraag of verkoper naar nationaal recht ondernemer is

De registratie van verkopers op platforms als Vinted of Marktplaats bij meer dan 30 transacties of meer dan € 2000 aan inkomsten op grond van de Europese richtlijn DAC7 staat los van de vraag of een verkoper naar nationaal belastingrecht ondernemer is. Dat antwoordt staatssecretaris Van Rij van Financiën op Kamervragen van leden van de fracties NSC en BBB.

Platforms rapporteren ook in andere lidstaten van de EU. De Belastingdiensten van de verschillende lidstaten wisselen op basis van de richtlijn deze rapportages uit. Dit vindt voor het eerst plaats in februari 2024. Hierna ontstaat zicht op de totale hoeveelheid Nederlandse verkopers via digitale platforms.

Er is geen inkomstenbelasting verschuldigd als geen sprake is van een bron van inkomen. Voor de beoordeling of sprake is van een bron van inkomen zijn alle feiten en omstandigheden van belang. Voor de BTW leiden incidentele verkopen niet tot ondernemerschap. Bij regelmatige verkopen komt het ondernemerschap voor de BTW sneller in beeld, ongeacht of winst wordt gemaakt.

Voor de BTW geldt een registratiedrempel van € 1800 per kalenderjaar (per 2025 € 2200). Ondernemers met een omzet onder deze drempel kunnen zonder aanmelding gebruik maken van de KOR en buiten verdere BTW-verplichtingen blijven.

De staatssecretaris ziet niets in het uitzonderen van opbrengsten behaald met de verkoop van tweedehands items om de circulaire economie te stimuleren

Voorgestelde wetswijzigingen box 3

De staatssecretaris heeft op 8 september 2023 een voorontwerp van wet gepubliceerd. De kern van het geconsulteerde voorstel is een box 3-heffing over werkelijk rendement. Op dit voorontwerp zijn bijzonder veel reacties gekomen. Bij brief van 25 januari 2024 heeft de staatssecretaris een aantal wijzigingen aangebracht in het voorontwerp van wet. De staatssecretaris geeft verder in de brief aan dat, om een nieuw box 3-stelsel per 2027 in te voeren, het wetsvoorstel uiterlijk zomer 2024 aanhangig moet worden gemaakt.

Hieronder volgt eerst het oorspronkelijke ontwerp van 8 september 2023. Vervolgens worden de wijzigingen van 25 januari 2024 nader toegelicht. Tot slot worden de percentages voor de forfaitaire rendementen 2023-2025 weergegeven.

Hoofdlijnen voorontwerp van wet (8 september 2023)

  • Als hoofdregel is een vermogensaanwasbelasting voorgesteld. Dat betekent dat het rendement zoals renteopbrengsten, dividenden en huuropbrengsten jaarlijks worden belast. Ook (on)gerealiseerde waardeontwikkelingen worden in de heffing betrokken.
  • Voor onroerende zaken en voor bepaalde niet-beursgenoteerde aandelen (innovatieve start-ups, scale-ups en familiebedrijven) geldt een vermogenswinstbelasting. Dat betekent dat een eventuele waardestijging pas bij verkoop wordt belast. De heffing vindt eerder plaats als de belastingplichtige emigreert of overlijdt.
  • Werkelijke kosten die verband houden met de verwerving, inning en behoud van het resultaat, zoals financieringskosten en onderhoud, zijn zowel onder de vermogenswinst- als vermogensaanwasbelasting aftrekbaar.
  • Eigen gebruik van een onroerende zaak wordt jaarlijks forfaitair belast. De eventuele waardestijging van een onroerende zaak is, ook bij eigen gebruik, pas belast bij een verkoop (of emigratie of overlijden). Dit zou anders zijn als de onroerende zaak voor eigen gebruik kwalificeert als een zogenaamde ‘eerste woning sparen en beleggen’. In dat geval geldt een ander forfait. Het werkelijke resultaat wordt meegenomen in het forfait en blijft bij verkoop buiten aanmerking
  • In plaats van een heffingvrij vermogen wordt een heffingvrij rendement in aanmerking genomen.
  • Het voorstel is om de mogelijkheid tot verliesverrekening in te voeren. Een verlies in box 3 zou uitsluitend te verrekenen zijn met inkomsten in box 3. Anders dan in box 1 en 2 zou verliesverrekening in box 3 voorwaarts onbeperkt mogelijk zijn. Er zou nog een afweging worden gemaakt over de duur van de achterwaartse verliesverrekening.
  • Het belastingtarief in het nieuwe box 3-stelsel moet nog worden vastgesteld. Het voorstel is op dit moment om een vlak tarief te hanteren.

 Wijzigingen van 25 januari 2024

Vervallen forfait eerste woning box 3

Voor onroerende zaken geldt in principe een vermogenswinstbelasting. Dit zou anders zijn voor de zogenaamde ‘eerste woning sparen en beleggen’. Voor die woning zouden inkomsten (waaronder waardestijgingen) en kosten worden belast op basis van een afzonderlijk forfait. Het voorgestelde forfait wordt geschrapt zodat alle woningen in box 3 onder de vermogenswinstbelasting vallen.

Geen achterwaartse verliesverrekening

Voorgesteld was om een mogelijkheid tot verliesverrekening in te voeren in box 3. Om budgettaire redenen is de mogelijkheid tot achterwaartse verliesverrekening geschrapt.

Waarde onroerende zaken

Voor een vermogenswinstbelasting wordt bij vervreemding de verkoopprijs verminderd met de verkrijgingsprijs. Daarom moet voor bezittingen die onder de vermogenswinstbelasting vallen een beginwaarde worden vastgesteld. De bepaling van de beginwaarde ontbrak in het geconsulteerde voorstel. Nu is opgenomen dat voor onroerende zaken die reeds in bezit zijn op 1 januari 2027 als beginwaarde de WOZ-waarde wordt gehanteerd die begin 2027 aan de bezittingen kan worden toegekend.

Genotsrechten

In het geconsulteerde voorstel wordt bij genotsrechten de vermogensaanwas of de vermogenswinst geheel in aanmerking genomen bij de blooteigenaar (alsof er geen genotsrecht is) en is een betaling door de genotsgerechtigde in één keer aftrekbaar. Omdat in reacties op de consultatie is opgemerkt dat hiermee een risico ontstaat op oneigenlijk gebruik, is de behandeling van genotsrechten aangepast. De betaling voor een genotsrecht is niet langer in één keer aftrekbaar bij de genotsgerechtigde, maar wordt op praktische wijze in gedeelten in aftrek gebracht in de jaren waarin het genotsrecht bestaat.

Valutaresultaten van banktegoeden

In het geconsulteerde voorstel worden koerswinsten of koersverliezen van banktegoeden in vreemde valuta fiscaal volledig buiten beschouwing gelaten. Dit is gedaan vanuit praktisch oogpunt. Echter, omdat dit volgens de staatssecretaris afbreuk doet aan het zuiver bepalen van rendement, is besloten om deze toch in de heffing te betrekken.

Wijziging forfaitaire rendementspercentages huidige box 3-stelsel

Momenteel worden bezittingen en schulden in box 3 in drie categorieën ingedeeld: banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Voor iedere categorie geldt een apart forfaitair rendementspercentage. Aan het begin van ieder belastingjaar worden deze percentages onder voorbehoud vastgesteld. Pas na afloop van het belastingjaar worden de definitieve percentages vastgesteld. Dit om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het werkelijk behaalde rendement in dat jaar. In de brief informeert de staatssecretaris de Tweede Kamer over definitieve percentages voor 2023 en de voorlopige percentages voor overige bezittingen voor 2024 en 2025:

 

Categorie 

2023  2024  2025
Banktegoeden 0,92% PM PM
Overige bezittingen 6,17% 6,04% 5,88%
Schulden 2,46% PM PM

Voor 2024 wordt voor de voorlopige aanslagen gerekend met 1,03% voor banktegoeden en 2,47% voor schulden. Deze percentages worden in februari 2025 definitief vastgesteld.

CONTACT

Kenaustraat 1
2011 MV Haarlem
Postbus 117
2000 AC Haarlem

© Team Vervoort
iban NL12INGB0686017269
bic INGBNL2A
kvk Haarlem 34171025