Auteur: TeamVervoort

Wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3

 In het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 zijn de volgende bepalingen opgenomen:

  • Hoofdregel: box 3-heffing op basis van het werkelijke rendement uit sparen en beleggen op basis van een vermogensaanwasbelasting. Hierbij wordt het directe rendement (bijvoorbeeld rente, huur, dividend met aftrek van kosten) én het indirecte rendement (de gerealiseerde én ongerealiseerde waardeontwikkeling) jaarlijks belast in box 3;
  • Uitzondering voor:
    • Onroerende zaken en niet-beursgenoteerde aandelen in innovatieve start- ups en scale-ups: het indirecte rendement niet belast op basis van een vermogensaanwasbelasting maar op basis van een vermogenswinstbelasting (alleen gerealiseerde waardeontwikkeling belast in box 3, zoals bij verkoop maar ook bij overlijden en emigratie). Waar in het oorspronkelijke wetsvoorstel niet-beurgenoteerde aandelen in familiebedrijven nog belast zouden worden op basis van een vermogenswinstbelasting, vallen deze aandelen na de wijziging van 15 april 2024 onder de hoofdregel van de vermogensaanwasbelasting. Waar in het oorspronkelijke wetsvoorstel voor de eerste eigen woning in box 3 nog een afwijkende behandeling was opgenomen, valt de eerste eigen woning in box 3 na de wijziging van 25 januari 2024 ook onder de vermogenswinstbelasting;
    • Bank- en spaartegoeden: alleen direct rendement wordt belast, geen vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting.
  • Het directe rendement op onroerende zaken wordt als volgt belast:
    • Wordt een onroerende zaak minimaal 90% van het jaar verhuurd, dan zijn de huurinkomsten belast en zijn de jaarlijkse onderhoudskosten aftrekbaar;
    • Wordt een onroerende zaak het hele jaar niet verhuurd, dan wordt het directe rendement (voor eigen gebruik) berekend via een vastgoedbijtelling van 2,65% van de WOZ-waarde. In de vastgoedbijtelling is al rekening gehouden met aftrek van onderhoudskosten.
    • Valt een onroerende zaak niet onder een van de vorige categorieën maar wordt deze gemengd gebruikt (verhuurd voor minder dan 90% per jaar én eigen gebruik), dan geldt de hoogste bedrag dat volgt uit de huurinkomsten minus de onderhoudskosten of de vastgoedbijtelling;
    • Is sprake van verbeteringskosten, dan wordt daar pas rekening mee gehouden bij het bepalen van de vermogenswinst.
  • Eigen gebruik wordt ook belast in box 3:
    • Voor onroerende zaken (zowel woningen als andere onroerende zaken) via de berekening van het directe rendement zoals hiervoor weergegeven;
    • Eigen gebruik van roerende zaak (denk aan auto, caravan of boot) wordt niet belast in box 3.
  • Belastingheffing over het ’totaalvoordeel’ dat in de basis lijkt op het “totaalwinstregime” met onder meer:
    • Zakelijkheidstoets: voor de bepaling van het totaalvoordeel moet zakelijk gehandeld worden;
    • Alleen kosten die verband houden met de inning, het behoud en de verwerving van het resultaat komen voor aftrek in aanmerking;
    • Aftrekbeperking van kosten met een gemengd karakter, kosten waarvan het niet wenselijk geacht wordt dat deze aftrekbaar zijn en kosten met een privékarakter. Voor de vormgeving van deze aftrekbeperkingen wordt aansluiting gezocht bij de bestaande aftrekbeperkingen in box 1.
  • Verzekeringsproducten:
    • ook onder de vermogensaanwasbelasting, waardering op basis van actuariële reservewaarde;
    • Nettopensioenen en nettolijfrenten blijven onder voorwaarden vrijgesteld;
    • Zuivere overlijdensrisicoverzekering volledig vrijgesteld;
    • Afschaffen huidige overgangsrecht voor kapitaalverzekeringen vóór 2001.
  • Hoofdregel: waardering vermogensbestanddelen naar waarde in het economische verkeer.
  • Uitzondering voor vorderingen en schulden tussen natuurlijke personen: waardering op nominale waarde.
  • Voor onroerende zaken en aandelen in een familie- of startende onderneming komt per 1 januari 2027 een step-up naar de waarde in het economische verkeer. Voor woningen in box 3 vindt de step-up plaats naar de WOZ-waarde. Dit was in het oorspronkelijke wetsvoorstel nog niet opgenomen, maar is door de wijzigingen van 25 januari 2024 toegevoegd.
  • In tegenstelling tot opgenomen in het oorspronkelijke wetsvoorstel worden door de wijzigingen van 25 januari 2024 koerswinsten en -verliezen van banktegoeden in vreemde valuta ook belast.
  • Kwijtscheldingsvoordeelvrijstelling (onder voorwaarden) om te voorkomen dat kwijtschelding van een schuld bij de schuldenaar leidt tot belastingheffing in box 3.
  • Indirect rendement bij vermogensaanwasbelasting is waarde in het economische verkeer begin kalenderjaar verminderd met waarde in het economische verkeer einde kalenderjaar gecorrigeerd voor stortingen en onttrekkingen in het box 3-vermogen.
  • Mogelijkheid van verliesverrekening met box 3-inkomens van de volgende jaren. Er wordt wel een drempel van € 500 voorgesteld: voor zover het verlies lager is dan deze drempel wordt dit niet bij verliesbeschikking vastgesteld en komt dit dus niet voor verrekening in aanmerking. Er werd nog nagedacht over een mogelijkheid van verliesverrekening met voorgaande jaren, maar met de wijzigingen per 25 januari 2024 is duidelijk geworden dat er geen mogelijkheid komt om verliezen te verrekenen met voorgaande jaren.
  • Belasten van nominaal werkelijk rendement (zonder rekening te houden met inflatie).
  • Heffingvrij inkomen (in plaats van het huidige heffingvrije vermogen). Het heffingvrije inkomen is vooralsnog vastgesteld op € 1.250.
  • Geen schuldendrempel meer.
  • Toerekening vermogen aan eigenaar, fiscale partners kunnen hun totale voordeel vrij toerekenen.
  • Vermogensaanwas- of vermogenswinst geheel belast bij bloot eigenaar van het vermogensbestanddeel, regulier voordelen (dividend, rente) wel bij de genotsgerechtigde.
  • Met de wijzigingen per 25 januari 2024 is de behandeling van genotsrechten aangepast. De prijs voor aankoop genotsrecht is niet in een keer aftrekbaar in het jaar van vestigen van het genotsrecht, maar in gedeelten in de jaren waarin het genotsrecht bestaat.
  • Geen vrijstelling voor groen sparen en beleggen meer, wel hogere heffingskorting voor groen sparen en beleggen.
  • Invoering administratieplicht voor belastingplichtigen met box 3-vermogen.
  • Voorgesteld tarief box 3 is 36%.

Bron: taxlive

In oktober 2024 meer duidelijkheid voor gedupeerden box 3-heffing

Spaarders en beleggers die de afgelopen jaren mogelijk te veel belasting hebben betaald over hun beleggingen, ontvangen in oktober een brief over de stappen die ze kunnen ondernemen om geld terug te vragen. Dat meldt staatssecretaris Folkert Idsinga (Fiscaliteit en Belastingdienst) aan de Tweede Kamer. Hij reageert daarmee op een uitspraak van de Hoge Raad. Die keurde in juni een herstelregeling af voor Nederlanders die zijn gedupeerd door de zogeheten vermogensrendementsheffing in box 3.

Deze in 2017 ingevoerde heffing werd in 2021 door de Hoge Raad als onrechtmatig beoordeeld. Bij de berekening hiervan werd gebruikgemaakt van fictieve rendementen, die vaak veel lager bleken te zijn dan wat werkelijk werd verdiend aan beleggingen. Op aanwijzen van de raad kwam het ministerie van Financiën met een wet om gedupeerde belastingbetalers te compenseren. Maar deze herstelregeling is volgens de meest recente uitspraak van de hoogste gerechtelijke instantie nog steeds ‘discriminerend’, omdat die uitgaat van geschatte inkomsten en niet van werkelijk rendement.

Door deze uitspraak kunnen beleggers en spaarders geld terugvragen als ze kunnen aantonen dat het fictieve rendement waarmee is gerekend hoger is dan het werkelijke rendement dat ze hebben ontvangen. De staatssecretaris is nog bezig met de precieze uitwerking hiervan. De Belastingdienst informeert mogelijke gedupeerden daarover in de eerdergenoemde brief.

De Belastingdienst is momenteel bezig met het opstellen van een online formulier waar de spaarders en beleggers hun gegevens kunnen invullen. Idsinga hoopt dat deze vanaf juni 2025 te gebruiken is.

Bron: Taxlive

Wetsvoorstel werkelijke rendement box 3 naar de Raad van State

De ministerraad heeft op voorstel van staatssecretaris Van Rij van Financiën ingestemd met het aanbieden van het wetsvoorstel Wet werkelijke rendement box 3 voor advies aan de Raad van State. Met het wetsvoorstel stelt het kabinet voor om vanaf 2027 een nieuw stelstel voor de belastingheffing in box 3 in te voeren. Belastingplichtigen betalen alleen belasting over wat zij daadwerkelijk hebben verdiend met hun vermogen.

In dit wetsvoorstel bestaat het werkelijk rendement bestaat uit het directe rendement, zoals rente, huur en dividend met aftrek van kosten. Daarnaast bestaat het behaalde rendement ook uit indirect rendement, de positieve of negatieve waardeontwikkeling van bijvoorbeeld aandelen of vastgoed. De waardeontwikkeling wordt in principe jaarlijks belast met een vermogensaanwasbelasting. Alleen de waardeontwikkeling van onroerende zaken en aandelen in start-ups wordt pas belast bij verkoop met een vermogenswinstbelasting. Als sprake is van een verlies, dan mogen de verliezen verrekend worden met box 3-inkomen uit toekomstige jaren.

In een stelsel op basis van werkelijk rendement zijn meer gegevens nodig dan in het huidige forfaitaire stelsel. Er zal gebruik worden gemaakt van gegevens van Nederlandse financiële ketenpartners, zoals banken, beleggingsinstellingen en verzekeraars. Hierbij kan gedacht worden aan rente op bankrekeningen en schulden, ontvangen dividend en vermogensaanwas van publiek verhandelbare aandelen en obligaties. Van de ongeveer 4,1 miljoen belastingplichtigen met een inkomen in box 3 hebben ongeveer 2,5 miljoen alleen bank- en spaartegoeden of een beleggingsrekening. Voor hen blijft de aangifte inkomstenbelasting vooraf ingevuld en daarmee relatief eenvoudig. Dat lukt echter niet van alle gegevens, bijvoorbeeld bij de inkomsten en kostenaftrek van onroerend goed, waardering en rendement van niet-beursgenoteerde aandelen en inkomsten van buitenlands vermogen. Daarmee nemen de administratieve lasten van een deel van de belastingplichtigen toe.

In het wetsvoorstel is ook opgenomen hoe de belasting over onroerende zaken in box 3 wordt berekend. Daarvoor geldt een vermogenswinstbelasting. Dit betekent dat bij indirect rendement de waardeontwikkeling wordt belast gedurende de periode dat belastingplichtigen de onroerende zaken bezit. Bij directe rendement wordt onderscheid gemaakt tussen drie categorieën.

  1. Als een onroerende zaak minimaal 90% van het jaar verhuurd wordt, zijn de huurinkomsten belast en de jaarlijkse onderhoudskosten aftrekbaar;
  2. Als een onroerende zaak het hele jaar niet wordt verhuurd, dan wordt het directe rendement berekend via een vastgoedbijtelling (2,65% over de WOZ-waarde);
  3. Bij gemengd gebruik wordt gekeken naar de hoogte van de huurinkomsten en naar de hoogte van de vastgoedbijtelling. Het hoogste bedrag wordt belast.

Het doel is het nieuwe wetsvoorstel per 1 januari 2027 in te voeren. Door het starten van de adviesaanvraag kan het nieuwe kabinet een snelle start maken met het invoeren van het nieuwe stelsel. Als het advies is ontvangen van de Raad van State kan het nieuwe kabinet beslissen of het wetsvoorstel, al dan niet in gewijzigde vorm, in wordt gediend bij de Tweede Kamer.

Bron: TaxLive 20 juni 2024

Box 3 heffing en het werkelijke rendement, hoe nu verder? (Aangevuld met de arresten van 14 juni 2024)

Inleiding

In de 6 juni 2024 arresten[1] heeft de Hoge Raad aangegeven dat de box 3 heffing in de jaren 2017 tot en met 2024-2026[2] in strijd is met het discriminatieverbod van artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) en de bescherming van het eigendomsrecht in artikel 1 van het Eerste Protocol (EP) bij dat verdrag. Als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement dan dient de belastingheffing aan te sluiten bij dit werkelijke rendement. De Hoge Raad heeft in de 6 juni arresten aangegeven hoe dit werkelijke rendement berekend moet worden. Hierbij heeft de Hoge Raad zoveel mogelijk aangesloten bij het rendementsbegrip van de huidige box 3 heffing.

Bepaling werkelijke rendement volgens de regels van de Hoge Raad

Bij de vaststelling van het werkelijke rendement dient uw gehele vermogen (dus met inbegrip van banktegoeden) in box 3 te worden betrokken, zonder aftrek van het heffingvrije vermogen. Het gaat om het nominale rendement, dus zonder rekening te houden met inflatie. Met het positieve of negatieve rendement in andere jaren wordt geen rekening gehouden. Dat sluit aan bij het stelsel van forfaitaire heffing in box 3.

Het werkelijke rendement omvat niet alleen voordelen die uit vermogensbestanddelen worden getrokken, zoals rente, dividend en huur, maar ook positieve en negatieve waardeveranderingen van die vermogensbestanddelen. Ook ongerealiseerde waardeveranderingen behoren tot het werkelijke rendement. Er wordt geen rekening gehouden met de gemaakte kosten. De financieringskosten van de schulden komen wel in mindering op het werkelijke rendement. Het gaat hierbij om alle mutaties gedurende het gehele kalenderjaar. Dus veranderingen na 1 januari tellen mee voor de berekening van het werkelijke rendement.

Van jaar tot jaar dient dus beoordeeld te worden of dit werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Ieder jaar opnieuw kan er gekozen worden. Is in enig jaar het werkelijke rendement hoger dan het forfaitaire rendement dan wordt de box 3 belasting berekend over het forfaitaire rendement. Dit forfaitaire rendement is over de jaren 2021 tot en met 2024 als volgt bepaald[3]:

2021 2022 2023 2024 2025
I. Banktegoeden 0,01% 0,00% 0,92% 1,03% p.m.
II. Overige bezittingen 5,69% 5,53% 6,17% 6,04% 5,88%
III. Schulden 2,46% 2,28% 2,46% 2,74% p.m.

Openstaande vragen bij de bepaling van het werkelijke rendement

Een aantal vragen zijn door de Hoge Raad nog niet beantwoord, zoals:

  • Vormt het eigen gebruik van een vakantie woning-tweede woning, die niet verhuurd wordt, ook een inkomen dat in box 3 wordt belast? (Of te wel hoe wordt het privégebruik berekend?). Zie latere arrest van 14 juni 2024 dat hieronder besproken wordt.
  • Wat is het genietingsmoment van box 3 inkomen? Er zijn banken die de rente 2023 betalen in 2024. Is dit nu inkomen in 2023 of 2024? Wat als bijvoorbeeld de huur voor een recreatiewoning vooruitbetaald wordt in december voor het volgende kalenderjaar?
  • Hoe dient het jaarlijks ongerealiseerde rendement van woningen en overig vastgoed berekend te worden. Een vergelijking met de WOZ-waarden (woningen) of taxatiewaarden? Andere vragen die in dit kader gesteld kunnen worden:
    • Wat zijn de gevolgen bij aankoop van vastgoed voor koopprijs (inclusief overdrachtsbelasting) lager dan de WOZ-waarde?
    • Wat zijn de gevolgen als in bestaand vastgoed geïnvesteerd wordt (bijvoorbeeld verduurzaming, dus verbeteringskosten en geen onderhoud) en de “boekwaarde” stijgt boven de WOZ-waarde?

Beantwoorden vragen door de Hoge Raad over de bepaling van het werkelijke rendement bij een leegstaande woning in Nederland

Op 14 juni 2024[4] heeft de Hoge Raad een arrest gewezen over een buitenlands belastingplichtige met een woning in Nederland. Deze woning werd alleen privé gebruikt, er waren geen huuropbrengsten, enkel kosten. De vraag was dan wat is het werkelijke rendement? De Hoge Raad heeft geoordeeld dat bij de berekening van dit rendement de WOZ-waarden aan het begin en het einde van het jaar met elkaar vergeleken moeten worden. Dit past, aldus de Hoge Raad, in het rendementsbegrip dat de wetgever voor ogen heeft gestaan bij de vormgeving van het forfaitaire stelsel in box 3. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden om deze waarde mutaties te bepalen.

Bepaling van het werkelijke rendement van een woning in het buitenland (Frankrijk)

In dit arrest van 14 juni 2024[5] was er sprake van een binnenlands belastingplichtige met een woning in Frankrijk. Kennelijk was er alleen sprake van eigen gebruik. In cassatie ging het om de vraag of de kosten van de woning in Frankrijk in mindering gebracht konden worden op het werkelijke rendement. De Hoge Raad verwees hierbij naar zijn uitspraak van 6 juni jl. zodat de kosten niet aftrekbaar waren.

Verder vond de Hoge Raad dat partijen geen belang hadden bij het antwoord op de vraag hoe het eigen gebruik van deze woning berekend zou moeten worden. Het Hof dat dit eigen gebruik op nihil gewaardeerd (ook was er kennelijk geen sprake van waardeveranderingen van dit Franse vastgoed). De Hoge Raad gaf aan dat een eventueel in aanmerking te nemen voordeel wegens eigen gebruik van het onroerend goed in Frankrijk, op grond van het belastingverdrag met Frankrijk, leidt tot een vermindering van de belasting in box 3. Deze vermindering leidt tot dezelfde uitkomst als het voordeel eigen gebruik op nihil wordt gesteld. Dit is het gevolg van het feit dat belastingtarief in box 3 geen progressie kent, het tarief is niet afhankelijk van de hoogte van het vermogen. Het progressievoorbehoud in het belastingverdrag met Frankrijk sorteert dus geen effect.

Voorlopige conclusie berekening privégebruik 2e woningen

Uit de bovengenoemde arresten zou geconcludeerd kunnen worden dat het privégebruik op nihil gesteld kan worden. Het werkelijke rendement bestaat dan alleen uit waarde mutaties. Deze mutaties worden berekend aan de hand van de WOZ-waarden aan het begin-en einde van het betreffende kalenderjaar.

Wat houdt het rechtsherstel in?

De Hoge Raad bepaalt dat het rechtsherstel moet inhouden dat de belastingaanslag zo ver wordt verminderd, dat alleen nog belasting in box 3 wordt geheven over het werkelijke rendement. Het is aan de belastingplichtige om aan te tonen dat zijn werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Als de belastingheffing over dit werkelijke rendement hoger is dan behoeft er geen bezwaar gemaakt te worden. De forfaitaire heffing is dan automatisch van toepassing.

Actie

Zodra de aanslag definitief wordt vastgesteld (met box 3 inkomen) en wij hiervan een kopie ontvangen in ons aangifte systeem dan sturen wij u een kort memo. Hierin staat vermeld hoe hoog het box 3 inkomen is en hoeveel belasting u hierover verschuldigd bent. De volgende stap is dan het beoordelen of het werkelijke rendement (zoals de Hoge Raad dat gedefinieerd heeft) lager is dan het forfaitaire rendement. In samenspraak met u wordt bepaald of een bezwaarschrift, in te dienen binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag, zinvol is.

[1] ECLI:NL:HR:2024:704, ECLI:NL:HR:2024:705

[2] Aangezien het kabinet heeft voorgesteld om met ingang van 1 januari 2027 het werkelijke rendement te gaan belasten zal naar alle waarschijnlijk het forfaitaire stelsel tot en met 2026 blijven gelden.

[3] Het percentage voor banktegoeden en schulden 2024 zijn door de belastingdienst ingeschat. De verwachting is dan deze eind februari 2025 bekend zijn. Het percentage overige bezittingen 2025 is officieus bepaald

[4] ECLI:NL:HR:2024:857

[5] ECLI:NL:HR:2024:860

CONTACT

Kenaustraat 1
2011 MV Haarlem
Postbus 117
2000 AC Haarlem

© Team Vervoort
iban NL12INGB0686017269
bic INGBNL2A
kvk Haarlem 34171025