Vervolg uitspraak box 3 vermogen Hoge Raad

Box 3 vermogen; uitspraak Hoge Raad 24 december 2021 

Op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen over de berekening van het inkomen in box 3. De wet gaat uit van een fictief percentage dat afhankelijk is van de grootte van het vermogen. In dit arrest heeft de Hoge Raad aangegeven dat als het werkelijke rendement lager is dan dit fictief rendement belastingplichtige het werkelijke rendement mag worden aangeven. Helaas heeft de Hoge Raad niet aangegeven hoe dit werkelijk rendement berekend dient te worden. In de zaak die voorlag was alleen sprake van banktegoeden waarvan de rente vaststond.

De vraag die opkomt bij de berekening van het werkelijke rendement is of de vermogensmutaties (bijvoorbeeld winst of verlies bij verkoop van effecten/onroerende zaken enz.) tot het werkelijk rendement behoren. Ook speelt de vraag hoe het werkelijke rendement, bijvoorbeeld inkomsten uit verhuur, berekend dient te worden (met of zonder kosten/afschrijvingen). Wat als er sprake is van een tweede woning, wat is dan het werkelijke rendement?

De Belastingdienst heeft aangegeven dat de aangiften die openstaan en in de komende periode worden ingediend voorlopig niet geregeld zullen gaan worden. Op 28 april 2022 is bekend geworden dat voor spaarders een forfaitaire spaarvariant zal gelden voor de periode tot en met 2021 die waarschijnlijk ook zal doorwerken naar 2023 en 2024. Vanaf 2025 zal de heffing in box 3 gebaseerd zijn op de werkelijke opbrengsten. De forfaitaire heffing (over de periode tot en met 2024) kent drie categorieën, spaargeld, overige bezittingen en schulden.

Voor je jaren 2017 tot en met 2021 zijn de forfaitaire heffing als volgt vastgesteld.

2017 2018 2019 2020 2021
Spaargeld 0,25% 0,12% 0,08% 0,04% 0,01%
Schulden 3,43% 3,20% 3% 2,74% 2,46%
Beleggingen 5,39% 5,38% 5,59% 5,28% 5,69%

Voor oude aanslagen (2017-2020) die al definitief geregeld zijn wordt voorlopig geen rechtsherstel geboden.

Naar aanleiding van de hierboven genoemde zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2022 opnieuw twee uitspraken gedaan inzake de forfaitaire heffing. In deze zaken ging het over de situatie waarin een belastingplichtige in bezwaar was gegaan via de massaal bezwaarprocedure respectievelijk de situatie waarin de belastingplichtige dit niet had op tijd had gedaan.

Hoge Raad biedt belastingplichtigen na massaal bezwaarprocedure box 3 ook rechtsbescherming voor de op rechtsherstel gerichte compensatie

In de eerste zaak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat belastingplichtigen die mee hebben gedaan aan de massale bezwaarprocedure voor box 3 binnen zes maanden een beslissing van de inspecteur over vermindering van hun aanslag mogen verwachten. Tegen deze beslissing van de inspecteur staat volgens de wet geen beroep bij de belastingrechter open. De Hoge Raad heeft op 20 mei 2022 echter geoordeeld dat de belastingplichtigen, als zij het niet eens zijn met die beslissing, nog om een verzoek tot ambtshalve (verdere) vermindering van hun aanslag kunnen verzoeken bij de inspecteur. Als de Inspecteur dat verzoek afwijst, kan tegen die afwijzing bezwaar worden gemaakt en kan vervolgens beroep bij de belastingrechter worden ingesteld.

Geen op rechtsherstel gerichte compensatie box 3 voor belastingplichtigen buiten massaal bezwaarprocedure die te laat bezwaar maakten

In de tweede zaak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een belastingplichtige die voor box 3 niet viel onder de massaal bezwaarprocedure en van wie de aanslag inkomstenbelasting voor de jaren 2017 en 2018 onherroepelijk vaststaat, geen recht heeft op de op rechtsherstel gerichte box 3-compensatie bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021. In dat geval bestaat ook geen recht op ambtshalve vermindering van de aanslag. Dit houdt dus in dat voor eenieder die geen bezwaar heeft gemaakt en waarvan de aanslagen al geregeld zijn geen recht meer heeft op compensatie.

Hoe ver staan we nu?

Nu de Hoge Raad meer duidelijkheid heeft gegeven over welke belastingplichtigen recht hebben op compensatie blijft onduidelijk hoe de Belastingdienst deze openstaande zaken verder zal gaan afwikkelen. Duidelijk is dat het laatste woord hierover nog niet gesproken is. Wanneer hier meer duidelijk over wordt zullen wij u via onze website op de hoogte houden.

Fiscale maatregelen voorjaarsnota 2022

Tot slot ontlenen we aan de voorjaarsnota de volgende fiscale maatregelen.

  • De schijfgrens in de VPB wordt vanaf 2023 verlaagd van € 395.000 naar € 200.000;
  • De in het coalitieakkoord voorziene verhoging van het heffingsvrije vermogen in box 3 naar € 80.000 gaat niet door;
  • Vanaf 2024 komt er een tweeschijventarief in box 2.
  • Het basistarief bedraagt dan 26% over de eerste € 67.000 en 29,5% over het meerdere;
  • De doelmatigheidsmarge van het loon van de directeur-grootaandeelhouder (dga) gaat per 2023 van 25% naar 15%;
  • Naast het box 1-inkomen, gaat per 2025 ook het inkomen uit box 2 en box 3 meetellen voor de afbouw van de algemene heffingskorting;
  • De 30%-regeling wordt vanaf 2024 beperkt tot werknemers met maximaal de Balkenende-norm van (in 2022) € 216.000. Er komt een overgangsregeling van drie jaar;
  • Het algemeen tarief van de overdrachtsbelasting wordt vanaf 2023 verhoogd van 9% naar 10,1%;
  • De in het coalitieakkoord voorgenomen verhoging van de ouderenkorting met € 376, gaat niet door;
  • De Fiscale oudedagsreserve wordt afgeschaft in de vorm van het met ingang van 1 januari 2023 niet meer fiscaal gefaciliteerd mogen opbouwen van de FOR. De reeds opgebouwde FOR kan nog wel op basis van de huidige regels worden afgebouwd; De verhoging van de onbelaste reiskostenvergoeding wordt met een jaar versneld, naar 2023.
  • De inkomensondersteuning AOW (IOAOW) wordt stapsgewijs verlaagd in 2023 en 2024 en afgeschaft vanaf 2025. Hiermee wordt een deel van de uitgaven gedekt van de koppeling van de AOW aan de stapsgewijze verhoging van het wettelijk minimumloon (WML) per 2023.
  • Bij langdurige arbeidsongeschiktheid kan een opgebouwde lijfrente geheel of gedeeltelijk worden afgekocht. Er gelden voor deze afkoop wel afkoopgrenzen. Bij overschrijding van deze afkoopgrenzen wordt over het gehele afkoopbedrag IB en 20% revisierente geheven. In de praktijk bleek dit te hard uit te pakken. In een beleidsbesluit is vooruitlopend op wetgeving goedgekeurd dat alleen over het bedrag waarmee de afkoopgrens wordt overschreden revisierente is verschuldigd.

CONTACT

Kenaustraat 1
2011 MV Haarlem
Postbus 117
2000 AC Haarlem

© Team Vervoort
iban NL12INGB0686017269
bic INGBNL2A
kvk Haarlem 34171025