Waar woont u?

Lopende procedure inzake de vraag waar iemand woont (Rechtbank Zeeland-West Brabant)

Bepaling van de woonplaats naar Nederlands recht

Voor de vraag of Nederland belasting kan heffen is het van belang of men in Nederland woont. Nationaliteit is voor de belastingheffing vrijwel nooit van belang (met uitzondering van de VS). Als men niet in Nederland woont kan er geen belasting worden geheven over het wereldinkomen. Uiteraard kan Nederland wel belasting heffen over Nederlands broninkomen. Het belastingverdrag bepaalt dan of dit terecht is of niet.

Hoe wordt bepaald of men in Nederland woont? In onze fiscale wet is een open norm opgenomen: “waar iemand woont is afhankelijk van feiten en omstandigheden”. De Hoge Raad kijkt of iemand een duurzame band van persoonlijke aard heeft met Nederland. Zo ja dan woont men in Nederland.

Bepaling van de woonplaats volgens het belastingverdrag

Echter als iemand ook in het buitenland woont (op basis van het buitenlandse fiscale recht) dan is er sprake van een dubbele woonplaats. Op welke wijze wordt dan voor de belastingheffing bepaald waar men woont? Het belastingverdrag geeft dan uitsluitsel. Hierbij is wel van belang dat men in het andere land onderworpen is aan belastingheffing over het wereldinkomen (pas dan heeft men toegang tot het verdrag).

Welke criteria volgen dan uit het verdrag om te bepalen welke Staat belasting mag heffen? De eerste vraag is in welk land heeft belastingplichtige een duurzaam tehuis? Als dat in beide landen is dan is de volgende vraag in welk land bevindt zich het middel van de levensbelangen. Hiermee wordt bedoeld met welk land zijn de sociale-en economische bindingen het sterkst. Als het middelpunt van de levensbelangen niet bepaald kan worden dan volgt de vraag in welke land verblijft men gewoonlijk. Als ook hier geen antwoord op is dan wordt er gekeken naar de nationaliteit. 

De concrete situatie: woonplaats Turkije versus Nederland

In onze casus draaide het om de vraag, onder het belastingverdrag met Turkije, of onze cliënt zijn middelpunt van levensbelangen in Nederland had of in Turkije. Kortom er was sprake van een dubbele woonplaats waarbij hij zowel in Nederland als in Turkije een duurzaam tehuis ter beschikking had.

De belastingdienst was van mening dat het middelpunt van zijn levensbelangen in Nederland lag aangezien zijn echtgenote en minderjarig kind in Nederland waren achtergebleven. Gemiddeld een keer per maand kwam onze cliënt naar Nederland en af toe kwamen vrouw en kind naar Turkije. De belastingdienst stelde dat er geen sprake was van emigratie maar van een werkkring in Turkije waar belastingplichtige naar toe ging en na het werk (weliswaar naar gemiddeld 3 weken) weer naar huis in Nederland ging.

Belastingplichtige gaf aan dat zijn werk en de daarmee samenhangende sociale contacten onderdeel zijn van zijn leven. Hij heeft in Turkije een rijk sociaal leven dat voortkomt uit de aard van de werkzaamheden. In Nederland heeft hij naast zijn directe familie geen sociale contacten aangezien dit niet bij hem past. Ook in het verleden hingen de sociale contacten vast aan het werk. Zijn echtgenote heeft een geheel eigen leven en is bijzonder zelfstandig. Deze huwelijksvorm past hen het beste.

De economische banden zijn wellicht het sterkst met Turkije wegens het inkomen uit arbeid. Echter in Nederland heeft belastingplichtige twee onroerende zaken. Tevens ontvangt hij een pensioen van een Nederlands pensioenfonds. De belastingdienst was derhalve niet overtuigd van de sterke economische banden met Turkije. Wij hebben aangegeven dat het pensioen is ingegaan en dat je dit overal ter wereld kunt genieten. Overdracht naar een buitenlands pensioenfonds is niet mogelijk op basis van de Nederlandse wet.

Mondelinge behandeling bij de rechtbank

Tijdens de mondelinge behandeling half september 2020 bij de rechtbank gaf de rechter aan dat het dus ging om de weging tot het sociale leven in Turkije versus Nederland. Veel vragen werden rechtstreeks gesteld aan belastingplichtige over de wijze waarop hij zijn sociale leven in Turkije en Nederland had georganiseerd. Over de economische banden werden behoudens de vraag naar de twee onroerende zaken (waarvan een verhuurd was) geen nadere opmerkingen gemaakt door zowel de rechter als de belastingdienst.

Voor de rechter was bijzonder van belang dat in deze zaak de feiten vaststonden. Wij hadden in het beroepsschrift ieder feit afzonderlijk benoemd en gestaafd met bewijsstukken (direct of indirect). De belastingdienst had deze feiten niet bestreden, hoogstens anders ingekleurd. Dit alles is van belang voor de vraag naar welke kant de weegschaal zal doorslaan. Een vraag die wij ook aan de orde hebben gesteld dat er sprake kan zijn van twee middelpunten, sociaal versus economisch. De Hoge Raad heeft eerder aangegeven dat er geen rangorde is welke element het belangrijkste is.

Verder kan nog aan de orde komen, als er in beide landen een middelpunt is, de vraag naar het gewoonlijk verblijf. Op welke wijze wordt dit bepaald. Is dit gewoon dagen tellen? Als de werkdagen, vanuit het werkland gezien, ook gedeeltelijk in een ander land (aard van de werkzaamheden bracht dit mee) worden doorgebracht, aan welk land dienen die te worden toegerekend. Zou hierbij ook nog een rol kunnen spelen in welk land (verhoudingsgewijs) het inkomen wordt uitgegeven aan eten, drinken, kleding, vervoer, uiteten en sociale activiteiten?

De rechtbank zal eind oktober 2020 uitspraak doen.

Belang voor de praktijk

Uit de praktijk blijkt dat de belastingdienst bij uitschrijving uit de basisregistratie personen niet zondermeer uitgaat van het feit dat men niet meer in Nederland woont. De persoonlijke band van duurzame aard wordt naar al snel aangenomen gelet op de vaak vele aanknopingspunten die er kunnen zijn (Nederlandse bankrekeningen, Nederlandse schadeverzekeringen, Nederlands dokter bezoek, Nederlands kapper bezoek, familie enzovoorts). Tevens is belang om zich in het andere land te melden bij de belastingdienst en aldaar aangifte te doen van wereldinkomen. Anders is er geen toegang tot het verdrag.

easyJet hoger beroepsprocedure

Team Vervoort vertegenwoordigt easyJet piloot Frankrijk in hoger beroepsprocedure bij Gerechtshof Amsterdam

 Team Vervoort vertegenwoordigt een easyJet piloot die werkzaam was in Frankrijk en woonachtig in Nederland in een rechtszaak. Op 2 september jl. vond de mondelinge behandeling plaats bij het Gerechtshof Amsterdam van de hoger beroepsprocedure die Team Vervoort had ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 11 februari 2019. Zie onze eerdere nieuwsberichten:

Team Vervoort en easyJet piloot Frankrijk bij Rechtbank Noord-Holland en Team Vervoort in hoger beroep tegen uitspraak Rechtbank Noord-Holland

Nederland of Frankrijk heffingsbevoegd?

De vraag die in de procedure centraal staat is of Frankrijk dan wel Nederland heffingsbevoegd is over het Franse arbeidsinkomen in 2014.

Standpunt Belastingdienst

De Belastingdienst meent dat Nederland heffingsbevoegd is over het volledige arbeidsinkomen. Dit op grond van artikel 15 lid 3 van het belastingverdrag Nederland-Frankrijk (‘Verdrag’). Dit artikel bepaalt dat Nederland heffingsbevoegd is over het inkomen verkregen door een inwoner van Nederland ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een luchtvaartuig in internationaal verkeer.

Standpunt Team Vervoort

Team Vervoort meent dat er een splitsing in het arbeidsinkomen moest worden aangebracht: Nederland is heffingsbevoegd over het arbeidsinkomen toerekenbaar aan de internationale werkdagen en Frankrijk is heffingsbevoegd over het arbeidsinkomen toerekenbaar aan de nationale Franse werkdagen (salary split). Voor de volle werkdagen die de piloot in Frankrijk werkzaam was (zoals stand-by dagen en trainingsdagen in Frankrijk alsmede binnenlandse Franse vluchten; hier een aanzienlijk deel van de werkzaamheden) is volgens Team Vervoort geen sprake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een vliegtuig in internationaal verkeer. In dat geval kan niet voldaan zijn aan artikel 15 lid 3 van het Verdrag. Nu ook lid 2 niet van toepassing is dient daarom een salary split plaats te vinden.

Team Vervoort stelt in de procedure bij het Gerechtshof Amsterdam dat om verschillende redenen niet voldaan is aan artikel 15 lid 3 van het Verdrag.

Het Verdrag bevat geen definitie van de term internationaal verkeer. De Rechtbank Haarlem stelde dat het begrip internationaal verkeer daarom uitgelegd moest worden volgens artikel 7.3 Wet inkomstenbelasting 2001. Dit artikel betreft de vrijstelling vervoer in het internationaal verkeer voor buitenlands belastingplichtigen.

Team Vervoort stelt in de hoger beroepsprocedure onder meer dat de Nederlandse wet geen definitie bevat van de term internationaal verkeer. Artikel 7.3 Wet IB 2001 is bedoeld voor de in het buitenland woonachtige ondernemer in een specifieke situatie en niet voor een in Nederland woonachtige piloot.

Ook zal, indien artikel 7.3 Wet IB 2001 wordt toegepast op de onderhavige verdragssituatie, alleen Nederland in aanmerking kunnen komen voor nationaal verkeer. De letterlijke uitleg volgens artikel 7.3 sluit nationaal verkeer in een andere staat (hier Frankrijk) volledig uit. Met het Hof is van gedachten gewisseld over de uitleg van de term internationaal verkeer waarbij het overschrijden van landsgrenzen een belangrijk element bleek.

Team Vervoort meent daarnaast dat er bij de dagen waarop niet gevlogen werd en grondactiviteiten in Frankrijk werden verricht geen sprake is van verkeer.

Team Vervoort stelt dat voor het begrip internationaal verkeer aangesloten moet worden bij de gewone betekenis van deze term. Dat wil zeggen dat sprake moet zijn van activiteiten waarbij landsgrenzen worden overschreden.

Team Vervoort heeft het Gerechtshof verzocht om, indien mogelijk, bij de uitspraak onderscheid te maken tussen binnenlandse vluchten (verkeer) en grondactiviteiten (geen verkeer).

Bent u een piloot met standplaats in Frankrijk, Spanje of Luxemburg en heeft u volle dagen in Frankrijk, Spanje of Luxemburg gewerkt? Neemt u dan vooral contact met ons op.

Indien u als piloot standplaats hebt (gehad) in Frankrijk, Spanje of Luxemburg en u hebt in een belastingjaar volle dagen in Frankrijk, Spanje of Luxemburg gewerkt, neemt u dan contact met Team Vervoort op. Wij kunnen dan voor u beoordelen of deze rechtszaak ook op uw situatie van toepassing is. Indien Team Vervoort gelijk krijgt kan dit voor u tot een aanzienlijke belastingbesparing leiden.

U kunt ons bereiken op 023 – 542 21 24 of via de email info@teamvervoort.nl. Wij wisselen graag van gedachten met u over uw situatie.

CONTACT

Kenaustraat 1
2011 MV Haarlem
Postbus 117
2000 AC Haarlem

© Team Vervoort
iban NL12INGB0686017269
bic INGBNL2A
kvk Haarlem 34171025