Invorderings- en belastingrente tijdelijk naar 0,01%
Als een aanslag niet op tijd wordt betaald, moet normaal gesproken 4% invorderingsrente worden betaald vanaf het moment dat de betaaltermijn is verstreken. Om te faciliteren dat ondernemers gemakkelijk uitstel van betaling aanvragen verlaagt het kabinet de invorderingsrente vanaf 23 maart 2020 tijdelijk van 4% naar 0,01% voor alle belastingschulden. Omdat het uitvoeringstechnisch niet mogelijk is het percentage naar 0% te verlagen, wordt het percentage vastgesteld op 0,01%.
Ook het percentage van de belastingrente gaat tijdelijk omlaag naar 0,01% voor alle belastingen waarvoor belastingrente geldt (op dit moment 8% voor de VPB en 4% voor overige belastingen). Om uitvoeringstechnische redenen gaat de verlaging in vanaf 1 juni 2020. De enige uitzondering hierop vormt de verlaging van het percentage van de belastingrente in de inkomstenbelasting. Die zal ingaan vanaf 1 juli 2020.
Uitstel van betaling
Zie voor een instructie over de procedure bij een verzoek tot uitstel van betaling het bericht Instructies voor uitstel van betaling belasting wegens coronavirus. Ter aanvulling hierop: Ondernemers hoeven niet meteen de vereiste ‘verklaring van een derde-deskundige’ mee te sturen. De Belastingdienst eist deze verklaring pas binnen 2 weken nadat het uitstel is aangevraagd. Dit hoeft dus níet tegelijkertijd.
Verlagen van de voorlopige aanslag Ondernemers die door de uitbraak van corona een lagere winst verwachten, kunnen hun voorlopige aanslag wijzigen.
Voor de inkomstenbelasting: wijzig de voorlopige aanslag via Mijn Belastingdienst.
Voor de vennootschapsbelasting kan de ondernemer op drie manieren de voorlopige aanslag wijzigen:
Via het formulier in het nieuwe ondernemersportaal: Mijn Belastingdienst Zakelijk. Ga naar Inloggen voor ondernemers, kies voor Mijn Belastingdienst Zakelijk en log in met eHerkenning.
Via het formulier ‘Verzoek of wijziging voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2020’op de website van de Belastingdienst.
Wijziging met commerciële softwarepakket of met software van de belastingadviseur.
Het is mogelijk dat het bedrag van de nieuwe voorlopige aanslag lager is dan de belasting die de ondernemer in de eerste maanden van dit jaar al heeft betaald. In dat geval krijgt de ondernemer het verschil uitbetaald.
Uitstel energiebelasting/ODE
Het kabinet wil de heffing van de energiebelasting en/of de heffing van Opslag Duurzame Energie (ODE) voor bedrijven in de tweede, derde en vierde belastingschijf tijdelijk uitstellen. Het kabinet onderzoekt hoe dit het beste kan worden
vormgegeven.
Stopzetting toeristenbelasting
Het kabinet gaat in overleg met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) over de mogelijkheid om (voorlopige) lokale aanslagen aan ondernemers stop te zetten en al opgelegde aanslagen aan bedrijven in te trekken. Het gaat hierbij in het bijzonder om de toeristenbelasting.
Andere maatregelen:
Tegemoetkoming loonkosten
Een ondernemer die omzetverlies verwacht (minimaal 20%) kan bij het UWV voor een periode van drie maanden een tegemoetkoming in de loonkosten aanvragen (maximaal 90% van de loonsom, afhankelijk van het omzetverlies). UWV zal een voorschot verstrekken van 80% van de gevraagde tegemoetkoming.
Deze Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud (NOW) wordt zo spoedig mogelijk opengesteld en is de vervanger van de huidige regeling werktijdverkorting. Hiervoor kunnen bij SZW per direct geen nieuwe aanvragen meer voor worden ingediend. Aanvragen die al zijn gedaan, maar nog niet afgehandeld, zullen worden afgehandeld in de nieuwe regeling. Ondernemers kunnen de tegemoetkoming aanvragen voor een omzetdaling vanaf 1 maart.
Tijdelijke extra bijstand voor zzp’ers Het kabinet stelt een tijdelijke regeling in die wordt uitgevoerd door gemeenten. Zelfstandigen kunnen voor een periode van drie maanden, via een versnelde procedure, aanvullende inkomensondersteuning krijgen voor levensonderhoud. Deze vult het inkomen aan tot het sociaal minimum en hoeft niet worden terugbetaald.
In deze tijdelijke bijstandsregeling ontbreekt een vermogens- of partnertoets. Ondersteuning volgens deze tijdelijke regeling is ook mogelijk in de vorm van een lening voor bedrijfskapitaal, tegen een verlaagd rentepercentage.
Borgstelling voor land- en tuinbouwbedrijven
Voor de land- en tuinbouwbedrijven komt er een spoedig open te stellen tijdelijke borgstelling voor werkkapitaal onder de regeling Borgstelling MKB-Landbouwkredieten (BL). Daarmee wordt borg gestaan voor de kredieten van agrarisch ondernemers.
Bij een echtscheiding zijn naast de fiscale regels voor aftrek van rente en kosten van de eigenwoninglening ook de gemaakte afspraken in het echtscheidingsconvenant zeer belangrijk. Een verkeerde of onduidelijke formulering in het convenant kan de gewenste aftrek van rente van de eigenwoningschuld beperken.
Om rente in aftrek te kunnen brengen geldt niet alleen de voorwaarde van het betalen van de rente, maar moeten de rentekosten ook op de betalende partner drukken. Dat is het geval als de betaling geschiedt op basis van de eigendomsverhouding in de woning en de schuld.
Alleen met een zogeheten ‘cirkelconstructie’ in het echtscheidingsconvenant is het mogelijk dat een van de ex-echtgenoten een bedrag ter grootte van de hele hypotheekrente aftrekt ondanks het feit dat hij of zij maar voor de helft eigenaar is van de voormalige echtelijke woning.
Bij een cirkelconstructie betaalt de ene ex-echtgenoot niet alleen het eigen aandeel in de verschuldigde rente, maar ook aan de andere ex-echtgenoot – in de vorm van alimentatie – een bedrag ter grootte van diens deel van de rente. Feitelijk trekt de alimentatieplichtige ex-echtgenoot dus in beginsel de gehele hypotheekrente af. (Als hij vertrekkende ex-echtgenoot is mag hij dit volgens de wet bovendien gedurende twee jaar doen.)
Zonder de cirkelconstructie en opname daarvan in het echtscheidingsconvenant kan de ex-echtgenoot maar de helft van de hypotheekrente aftrekken. Situaties die op de cirkelconstructie lijken, maar dit niet zijn, voldoen niet.
Een man een vrouw zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de echtelijke woning. Als zij gaan scheiden, zien zij af van eventuele partneralimentatie. De man blijft de woning bewonen. In het echtscheidingsconvenant nemen de ex-echtgenoten op dat de woning voorlopig niet wordt verdeeld. Ieder van hen is dan nog steeds verplicht om zijn/haar aandeel in de kosten bij te dragen. De man neemt de hypotheekrente echter volledig voor zijn rekening en verhaalt het deel dat hij boven zijn aandeel heeft betaald, niet op zijn ex-echtgenote (om zijn relatie met haar niet te veel te bezwaren). Wel vindt de man dat hij de volledige rente mag aftrekken. De fiscus is het daarmee oneens en accepteer slechts de helft. De rechtbank geeft de fiscus gelijk.
In hoger beroep stelt de man dat zijn situatie in feite gelijk is aan die van een cirkelconstructie. Het Hof Amsterdam wijst er echter op dat bij een cirkelconstructie de partneralimentatie bij de ex-echtgenote is belast en dat zij daartegenover dan gedurende twee jaren haar hypotheekrentebetaling kan aftrekken. In de door de man gewenste situatie dat niet zo. Bovendien hebben de ex-echtgenoten nu eenmaal niet gekozen voor de cirkelconstructie. Wel mag de man de helft van de totale hypotheekrente verhalen op zijn ex-echtgenote. Dat hij het verhalen achterwege laat, is zijn eigen keuze.