Auteur: TeamVervoort

Box 3: meer duidelijkheid over de berekening van de waardestijging van de tweede woning onder de huidige wetgeving

De Hoge Raad oordeelt in het arrest van 20 december 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1788) dat voor de berekening van de waardestijging de WOZ-waarden voor de jaren 2019 en 2020 van belang zijn. Hierdoor wordt dan in feite rekening gehouden met de waardestijging in 2018.

Hof Den Haag oordeelt in de box 3-procedures over het jaar 2019 van X en Y, die over een tweede woning beschikken, dat bij het verlenen van compensatie weliswaar rekening moet worden gehouden met het werkelijk behaalde rendement, maar dat geen rekening wordt gehouden met de (eventuele) waardestijging van de tweede woning. Het hof overweegt daarbij verder dat voor de woningen geen inkomen in aanmerking wordt genomen, omdat ze niet worden verhuurd. Daartegenover staat dan ook dat geen rekening wordt gehouden met de kosten van de woningen.

De staatssecretaris gaat in cassatie. Advocaat-generaal Pauwels concludeert dat voor de berekening van de waardestijging van de woning de WOZ-waarden 2019 en 2020 van belang zijn. Hierdoor wordt echter wel de waardestijging over het jaar 2018 in aanmerking genomen.

De Hoge Raad oordeelt, onder verwijzing naar de conclusie van de A-G, dat voor de berekening van de waardestijging de WOZ-waarden voor de jaren 2019 en 2020 van belang zijn. Hierdoor wordt dan in feite rekening gehouden met de waardestijging in 2018. Het voordeel wegens eigen gebruik van een onroerende zaak (deze werd niet verhuurd) is volgens de Hoge Raad niet te kwantificeren en moet daarom op nihil worden gesteld.

Vervolgens geeft de Hoge Raad, ten overvloede, twee overwegingen mee die betrekking hebben op:

  1. De berekening van de waardestijging bij verkoop van de tweede woning
  2. De berekening van de waardestijging bij investeringen in de tweede woning.

Berekening van de waardestijging bij verkoop van de tweede woning

Bij de bepaling van het werkelijke rendement dient de verandering van de WOZ-waarde van de woning alleen in aanmerking te worden genomen voor zover deze is toe te rekenen aan het deel van het jaar waarin die woning deel uitmaakte van het vermogen van de belastingplichtige in box 3. Hierbij geldt voor zowel de verkrijger als voor de vervreemder dat de wijziging van de WOZ-waarde tussen het begin en het eind van het jaar tijdsevenredig dient te worden toegerekend aan de periode in dat jaar waarin de woning behoorde tot het vermogen in box 3 van de betrokkene.

Berekening van de waardestijging bij investeringen in de tweede woning

Investeringen zijn uitgaven die niet zijn aan te merken als kosten van onderhoud, maar betrekking hebben op verbetering en uitbreiding van de onroerende zaak, waaronder ook de aanbouw van een pand op een aan de belastingplichtige toebehorend stuk grond gerekend moet worden.

De waardestijging als gevolg van een nadere investering kunnen niet als rendement worden aangemerkt aldus de Hoge Raad. In een jaar waarin de onroerende zaak bovendien is vervreemd, geldt dit ook voor de berekening van zowel het rendement van de vervreemder als dat van de verkrijger.

Deze rechtsregel heeft tot gevolg dat kosten van uitbreiding of verbetering van een onroerende zaak bij de vaststelling van het werkelijke rendement andere gevolgen hebben dan de kosten van het onderhoud daarvan. Weliswaar zijn de kosten van onderhoud op grond van het arrest van 6 juni 2024 niet aftrekbaar, evenals investeringskosten, maar de uit kosten van onderhoud eventueel voortvloeiende waardeverandering van de onroerende zaak behoort wel tot het werkelijke rendement.

De bepaling van het verschil tussen onderhoud van en nadere investeringen in een onroerende zaak dient op dezelfde wijze plaats te vinden als in de rechtspraak van de Hoge Raad over kosten van onderhoud van een monumentenpand als bedoeld in artikel 6.31 Wet IB 2001 (tekst tot 2019). Dit betekent:

  • dat kosten voor werkzaamheden aan een onroerende zaak zijn aan te merken als kosten van onderhoud, voor zover die werkzaamheden ertoe hebben gestrekt de zaak zoals die bij aanvang van de werkzaamheden bestond, in bruikbare staat te herstellen of te houden;
  • dat in gevallen waarin bij verbouwingswerkzaamheden aan een pand zowel herstel als vernieuwing plaatsvindt, in de regel een splitsing moet worden gemaakt tussen onderhoud en verbetering;
  • dat een dergelijke splitsing niet aan de orde komt indien de in de verbouwing betrokken zaak zo radicaal is vernieuwd dat in wezen nieuwbouw heeft plaatsgevonden, in welk geval van onderhoud in het geheel geen sprake is.

 

Bron: taxlive 20 december 2024/uitspraak Hoge Raad

 Invoering nieuwe box 3 op basis van werkelijk rendement is uitgesteld

Het alternatief voor de huidige box 3-belasting is definitief met een jaar uitgesteld, meldt staatssecretaris Tjebbe van Oostenbrugge (Fiscaliteit). Het streven was om met ingang van 1 januari 2027 een (hybride) stelsel van belastingheffing op basis van werkelijk rendement in te voeren. Hierbij zouden ook de vermogensresultaten worden belast.

Het uitstel kost 2,5 miljard euro, schrijft de staatssecretaris. De dekking daarvoor wordt ook in box 3 gevonden: in het huidige stelsel wordt per 2026 het forfait voor de overige bezittingen verhoogd met 1,78 procent en het heffingvrije vermogen verlaagd naar € 52.048 (was € 57.000).

Doordat de mogelijkheid van tegenbewijs blijft bestaan, kunnen belastingplichtigen waarvan het werkelijk rendement lager is dan het forfaitaire rendement ook in 2027 gebruik blijven maken van het formulier opgaaf werkelijk rendement, aldus de staatssecretaris in zijn brief.

Exitheffing voor zeer vermogende personen lijkt een lastige zaak?

Doordat nationale belastingstelsels niet goed op elkaar zijn afgestemd zijn zeer vermogende personen in staat hun belastingdruk wereldwijd te minimaliseren. Het invoeren van een effectieve trailing tax is volgens Staatssecretaris Van Oostenbruggen van Financiën echter lastig. Hij pleit voor een aanpak op internationaal niveau.

Nederland kent meerdere heffingen bij of na emigratie. Zo heeft Nederland een exitheffing in box 1, box 2 en bij pensioenen en lijfrenten. In het wetsvoorstel werkelijk rendement box 3 is ook een exitheffing opgenomen in de vorm van een conserverende aanslag op vermogensbestanddelen die via de vermogenswinstbelasting in de heffing worden betrokken, zoals onroerende zaken en aandelen in innovatieve start-ups. Daarnaast bestaat er een trailing tax in de schenk- en erfbelasting.

Een trailing tax is een verlengde belastingplicht die een emigrant nog enkele jaren na vertrek als binnenlands belastingplichtige wordt beschouwd. Duitsland, Finland, Spanje, Portugal en Frankrijk kennen een trailing tax. Het effectief kunnen toepassen van een trailing tax leidt tot een aanpassing van het inwonersbegrip als ook aanpassingen in belastingverdragen. Finland heeft dit in een tiental belastingverdragen opgenomen, maar heeft een dergelijke bepaling in recente verdragen niet kunnen afdwingen.

Vanwege de noodzakelijke aanpassingen die de invoering van een trailing tax vereist in belastingverdragen, is het effect ervan in de komende jaren relatief beperkt in Nederland vanwege het uitgebreide verdragennetwerk. Nederland is daarom een voorstander van het in OESO-verband afschaffen van fiscaal voordelige regimes, of om in dergelijke gevallen trailing taxes – ook onder belastingverdragen – toe te staan. Om de keuze te maken of het introduceren van een trailing tax wenselijk is, is het van belang om te bepalen of het doel in verhouding staat tot de lasten voor de Belastingdienst en belastingplichtigen. De volgende stap, aldus de staatssecretaris, is het onderzoeken hoeveel personen en met welk fiscaal belang emigreren naar een land met geen of lage belastingheffing waarmee Nederland geen belastingverdrag heeft gesloten.

Op dit moment vindt de evaluatie van de doelstellingen, huidige regelgeving en de handhavings- en uitvoeringspraktijk woonplaatsonderzoeken plaats. Indien mogelijk wordt in deze evaluatie ook onderzocht wat de omvang van de potentiële doelgroep is en het fiscaal belang wat hiermee samenhangt. De bewindsman hecht aan het maken van afspraken over een effectieve belasting van zeer vermogende personen in internationaal verband en wil daaraan een actieve bijdrage leveren en waar mogelijk optrekken met gelijkgestemde landen.

 

Bron: Taxlive

CONTACT

Kenaustraat 1
2011 MV Haarlem
Postbus 117
2000 AC Haarlem

© Team Vervoort
iban NL12INGB0686017269
bic INGBNL2A
kvk Haarlem 34171025