Wat is leidend voor de vraag of iemand alleenstaand ouder is?
Let op de inschrijving in de basisregistratie personen is leidend voor de vraag of iemand alleenstaande ouder is.
Hof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2018:3817) oordeelt dat de voormalige echtgenoot van X wordt aangemerkt als partner omdat hij het hele jaar stond ingeschreven op hetzelfde woonadres in de basisadministratie. X heeft geen recht op de alleenstaandeouderkorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
Wat waren de feiten?
X en Y zijn gehuwd in 2000 en krijgen drie kinderen. In 2014 tekenen X en Y een echtscheidingsconvenant waarin staat dat Y de in gezamenlijk eigendom zijnde woning in maart 2014 heeft verlaten en deze woning in juni 2014 is verkocht. De rechtbank spreekt de echtscheiding in augustus 2014 uit. X verhuist in november 2014 met de kinderen en laat dit vastleggen in de basisregistratie personen (BRP). Op verzoek van de kopers van de woning laat de man (Y) zich pas in maart 2015 van het adres van de woning uitschrijven uit de BRP.
Als X in haar IB-aangifte 2014 de alleenstaandeouderkorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting claimt, weigert de inspecteur haar die heffingskortingen toe te kennen. Rechtbank Noord-Holland oordeelt het beroep van X ongegrond. X stelt dat voor de toepassing van beide heffingskortingen niet de inschrijving van Y in de BRP bepalend is, maar de feitelijke situatie.
Hof Amsterdam is het met de rechtbank en de inspecteur eens dat Y in de zin van de wettelijke regelingen tot november 2014 partner van X is, omdat Y heel 2014 op het adres van de voormalige woning was ingeschreven. Dat Y feitelijk in maart 2014 niet meer bij X woonde en X naar in het maatschappelijk verkeer geldende opvattingen vanaf het vertrek van Y uit de woning een alleenstaande ouder was, is niet bepalend voor het recht op de in de wet opgenomen heffingskortingen. Daarvoor gelden de in de wet genoemde objectieve criteria. De inspecteur heeft terecht beslist dat X geen recht heeft op de heffingskortingen. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond