Huwelijksvermogensrecht

Enkele recente uitspraken over huwelijksvermogensrecht

Samenwonen heeft financiële gevolgen voor de partners, of zij nu gehuwd of geregistreerd partner zijn of niet. De partners kunnen deze gevolgen zelf vormgeven in een samenlevingsovereenkomst of huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden. Vaak betreffen de financiële gevolgen de eigen woning en vooral als de relatie wordt beëindigd komen hieruit problemen voort.

Vooral voor samenwoners is het belangrijk goede afspraken te maken. Zij vallen immers onder het algemene overeenkomstenrecht en niet onder het huwelijksvermogensrecht, zoals gehuwde en geregistreerde partners. Hoewel voor gehuwde en geregistreerde partners meer in de wet geregeld (de wet kent voor hen bijvoorbeeld een algemene regeling inzake vergoedingsrechten), is het ook voor hen van belang hun huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden goed in te richten en actueel te houden, Zo kent de wet voor hen een algemene regeling inzake vergoedingsrechten.

Het belang van duidelijke afspraken, zeker als sprake is van een ongelijke bijdrage in de eigen woning, blijkt uit de volgende uitspraken.

1.

Een man en een vrouw hebben in hun huwelijkse voorwaarden een periodiek verrekenbeding opgenomen. Volgens dit beding worden jaarlijks de niet aan de kosten van de huishouding bestede inkomsten onderling 50/50 verrekend, echter niet over de tijd dat zij (anders dan in onderling overleg) niet samenwonen. De partners gaan uit elkaar en er ontstaat strijd over de vraag over welke periode moet worden verrekend. De man verbleef namelijk nog enige tijd in dezelfde woning, omdat dit voor de uitoefening van zijn bedrijf nodig was. De vrouw claimt verrekening over de periode dat feitelijk is samengewoond. De man is van mening dat de samenleving is geëindigd op het (eerdere) moment dat geen sprake meer was van een huwelijkse samenleving.

Het Hof acht vindt in de inhoud en de totstandkomingsgeschiedenis van huwelijkse voorwaarden geen steun voor de stelling van de vrouw. Bovendien is de oorspronkelijke bedoeling van partijen onduidelijk en is de term ‘feitelijk samenwonen’ dubbelzinnig. Met deze term kan bedoeld zijn: 1) het feitelijk bij elkaar wonen of samen een woning in gebruik hebben of 2) het feitelijk als partners bij elkaar leven. De man heeft zijn stelling volgens het Hof voldoende onderbouwd. Bovendien sluit het betoog van de man, dat het aankomt op het als partners samenwonen, aan bij de in de wet veronderstelde solidariteit tussen partners die eindigt bij indiening van het echtscheidingsverzoek.

Volgens het Hof loopt de verrekeningsperiode dan ook tot het door de man bedoelde tijdstip.

Deze uitspraak onderstreept het belang van duidelijke huwelijkse voorwaarden.

Uitspraak: Hof Den Bosch 28 juni 2018, ECLI:GHSHE:2018:2772

2.

Een man en een vrouw hebben huwelijkse voorwaarden, waarin staat dat de kosten van de huishouding evenredig ten laste komen van de inkomens van de echtgenoten. Voor zover de inkomens ontoereikend zijn komen de kosten evenredig ten laste van hun vermogens. De man heeft een (hoge) rekening-courantschuld aan zijn BV. De door hem geleende gelden zijn aangewend als kosten van de huishouding. Zowel de inkomens als de vermogens van de echtgenoten zijn uitgeput om de kosten van de huishouding nog te kunnen financieren. Bij uit elkaar gaan ontstaat strijd over de vraag of de helft van de schuld van de man voor rekening komt van de vrouw. Het Hof is van mening dat dit het geval is.

Bovendien heeft de man een bedrag uit eigen vermogen geïnvesteerd in de aankoop en verbouwing van de eigen woning. Bij uit elkaar gaan ontstaat strijd over de vraag of de man het door hem geïnvesteerde bedrag terug mag vorderen. De vrouw is van mening dat dit niet zo is. Volgens haar heeft de man voldaan aan een natuurlijke verbintenis, omdat hij vermogend was en zij niet.

Het Hof oordeelt dat dit moet worden beoordeeld naar objectieve maatstaven. In het algemeen is sprake van een natuurlijke verbintenis als de ene partner geld verstrekt voor de aankoop van een mede op naam van de andere partner te plaatsen gemeenschappelijke woning. Daarnaast speelt ook de welstand van beide partijen ten tijde van de investering een rol. De vrouw had ten tijde van de aankoop geen financiële middelen. Het Hof oordeelt dat sprake is van een natuurlijke verbintenis. De man heeft dus geen vorderingsrecht.

Uitspraak: Hof Amsterdam 15 mei 2018, ECLI: GHAMS:2018:1704

CONTACT

Kenaustraat 1
2011 MV Haarlem
Postbus 117
2000 AC Haarlem

© Team Vervoort
iban NL12INGB0686017269
bic INGBNL2A
kvk Haarlem 34171025