Box 3 heffing en het werkelijke rendement, hoe nu verder?
Inleiding
In de 6 juni arresten[1] heeft de Hoge Raad aangegeven dat de box 3 heffing in de jaren 2017 tot en met 2024-2026[2] in strijd is met het discriminatieverbod van artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) en de bescherming van het eigendomsrecht in artikel 1 van het Eerste Protocol (EP) bij dat verdrag. Als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement dan dient de belastingheffing aan te sluiten bij dit werkelijke rendement. De Hoge Raad heeft in de 6 juni arresten aangegeven hoe dit werkelijke rendement berekend moet worden. Hierbij heeft de Hoge Raad zoveel mogelijk aangesloten bij het rendementsbegrip van de huidige box 3 heffing.
Bepaling werkelijke rendement volgens de regels van de Hoge Raad
Bij de vaststelling van het werkelijke rendement dient uw gehele vermogen (dus met inbegrip van banktegoeden) in box 3 te worden betrokken, zonder aftrek van het heffingvrije vermogen. Het gaat om het nominale rendement, dus zonder rekening te houden met inflatie. Met het positieve of negatieve rendement in andere jaren wordt geen rekening gehouden. Dat sluit aan bij het stelsel van forfaitaire heffing in box 3.
Het werkelijke rendement omvat niet alleen voordelen die uit vermogensbestanddelen worden getrokken, zoals rente, dividend en huur, maar ook positieve en negatieve waardeveranderingen van die vermogensbestanddelen. Ook ongerealiseerde waardeveranderingen behoren tot het werkelijke rendement. Er wordt geen rekening gehouden met de gemaakte kosten. De financieringskosten van de schulden komen wel in mindering op het werkelijke rendement. Het gaat hierbij om alle mutaties gedurende het gehele kalenderjaar. Dus veranderingen na 1 januari tellen mee voor de berekening van het werkelijke rendement.
Van jaar tot jaar dient dus beoordeeld te worden of dit werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Ieder jaar opnieuw kan er gekozen worden. Is in enig jaar het werkelijke rendement hoger dan het forfaitaire rendement dan wordt de box 3 belasting berekend over het forfaitaire rendement. Dit forfaitaire rendement is over de jaren 2021 tot en met 2024 als volgt bepaald[3]:
2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | |
I. Banktegoeden | 0,01% | 0,00% | 0,92% | 1,03% | p.m. |
II. Overige bezittingen | 5,69% | 5,53% | 6,17% | 6,04% | 5,88% |
III. Schulden | 2,46% | 2,28% | 2,46% | 2,74% | p.m. |
Openstaande vragen bij de bepaling van het werkelijke rendement
Een aantal vragen zijn door de Hoge Raad nog niet beantwoord, zoals:
- Vormt het eigen gebruik van een vakantie woning-tweede woning, die niet verhuurd wordt, ook een inkomen dat in box 3 wordt belast? (Of te wel hoe wordt het privégebruik berekend?)
- Wat is het genietingsmoment van box 3 inkomen? Er zijn banken die de rente 2023 betalen in 2024. Is dit nu inkomen in 2023 of 2024? Wat als bijvoorbeeld de huur voor een recreatiewoning vooruitbetaald wordt in december voor het volgende kalenderjaar?
- Hoe dient het jaarlijks ongerealiseerde rendement van woningen en overig vastgoed berekend te worden. Een vergelijking met de WOZ-waarden (woningen) of taxatiewaarden? Andere vragen die in dit kader gesteld kunnen worden:
- Wat zijn de gevolgen bij aankoop van vastgoed voor koopprijs (inclusief overdrachtsbelasting) lager dan de WOZ-waarde?
- Wat zijn de gevolgen als in bestaand vastgoed geïnvesteerd wordt (bijvoorbeeld verduurzaming, dus verbeteringskosten en geen onderhoud) en de “boekwaarde” stijgt boven de WOZ-waarde?
Wat houdt het rechtsherstel in?
De Hoge Raad bepaalt dat het rechtsherstel moet inhouden dat de belastingaanslag zo ver wordt verminderd, dat alleen nog belasting in box 3 wordt geheven over het werkelijke rendement. Het is aan de belastingplichtige om aan te tonen dat zijn werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Als de belastingheffing over dit werkelijke rendement hoger is dan behoeft er geen bezwaar gemaakt te worden. De forfaitaire heffing is dan automatisch van toepassing.
Actie
Zodra de aanslag definitief wordt vastgesteld (met box 3 inkomen) en wij hiervan een kopie ontvangen in ons aangifte systeem dan sturen wij u een kort memo. Hierin staat vermeld hoe hoog het box 3 inkomen is en hoeveel belasting u hierover verschuldigd bent. De volgende stap is dan het beoordelen of het werkelijke rendement (zoals de Hoge Raad dat gedefinieerd heeft) lager is dan het forfaitaire rendement. In samenspraak met u wordt bepaald of een bezwaarschrift, in te dienen binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag, zinvol is.
[1] ECLI:NL:HR:2024:704, ECLI:NL:HR:2024:705
[2] Aangezien het kabinet heeft voorgesteld om met ingang van 1 januari 2027 het werkelijke rendement te gaan belasten zal naar alle waarschijnlijk het forfaitaire stelsel tot en met 2026 blijven gelden.
[3] Het percentage voor banktegoeden en schulden 2024 zijn door de belastingdienst ingeschat. De verwachting is dan deze eind februari 2025 bekend zijn. Het percentage overige bezittingen 2025 is officieus bepaald