Geen afwijkende behandeling aandelen familiebedrijven
Naar aanleiding van de staatssteunanalyse is de afwijkende behandeling van aandelen in familiebedrijven geschrapt in het geconsulteerde wetsvoorstel. Dit betekent dat de aandelen in familiebedrijven volgens de hoofdregel van vermogensaanwasbelasting in de heffing worden betrokken. Dit betreft dus belangen kleiner dan 5%. Belangen groter dan 5% worden fiscaal aangemerkt als een aanmerkelijk belang, dus opgenomen in box 2. Onroerende zaken en aandelen in startende ondernemingen blijven zoals voorgesteld belast via een vermogenswinstbelasting.
Onroerende zaken in box 3
Alle onroerende zaken die tot box 3 behoren worden volgens het aangepaste wetsvoorstel belast volgens de vermogenswinstbelasting. Het te belasten inkomen bestaat uit de reguliere voordelen en vervreemdingsvoordelen minus kosten. Als de onroerende zaak bij aanvang van het kalenderjaar 2027 al in bezit is, wordt de verkrijgingsprijs gesteld op de waarde in het economische verkeer aan het begin van 2027.
Uitvoeringstoets
Uit de voorlopige uitkomsten van de analyse van het uitgewerkte conceptwetsvoorstel blijkt dat het wetsvoorstel grote impact heeft op belastingplichtigen, en op de dienstverlening, het toezicht en de automatiseringssystemen van de Belastingdienst.
De staatssecretaris gaat op 18 april 2024 met de vaste commissie voor Financiën in debat over het conceptwetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3.
In afwachting van de arresten van de Hoge Raad is het opleggen van definitieve aanslagen inkomstenbelasting 2021 en 2022 met box 3-inkomen dat uit meer bestaat dan banktegoeden aangehouden. Doordat de uitspraak in de arresten later komt dan verwacht, moeten de aanslag voor 2021 vooruitlopend op de uitspraak definitief worden vastgesteld in verband met de verjaringstermijn voor het opleggen van een definitieve aanslag. Deze termijn verloopt op 31 december 2024. Dit geldt niet als voor de betreffende aangifte uitstel is verleend. De termijn wordt dan verlengd met één jaar tot 31 december 2025.
De vervolgstappen voor deze doelgroep worden op dit moment in kaart gebracht. Dat schrijft staatssecretaris Van Rij van Financiën aan de Tweede Kamer. In deze brief gaat hij in op het toekomstige box 3-stelsel en de voorbereidingen van de Belastingdienst met betrekking tot de aankomende arresten van de Hoge Raad over het rechtsherstel box 3.
Voorbereidingen arrest Hoge Raad
Als de Hoge Raad de lijn van de conclusies van A-G Wattel en A-G Pauwels volgt, wordt belastingplichtigen via een digitaal standaardformulier de gelegenheid geboden om het werkelijk rendement aannemelijk te maken. Hierdoor kan de Belastingdienst het werkelijk rendement zoveel mogelijk uniform en geautomatiseerd registreren. De precieze vormgeving van het formulier is afhankelijk van de uitkomst van het arrest. Van belang is op welke wijze de Hoge Raad het werkelijke rendement definieert. Naar alle waarschijnlijk betreft dit ook de werkelijk gerealiseerde opbrengsten bij verkoop. Niet duidelijk is hoe de Hoge Raad aankijkt tegen niet gerealiseerde vermogensmutaties.
In het FD van 27 maart 2024 staat dat de Hoge Raad niet in maart maar in augustus van dit jaar zal komen met het arrest over de herstelwet en de overbruggingswet box 3. Waarom de uitspraak is uitgesteld is niet bekend gemaakt. Vorig jaar september kwam advocaat-generaal Peter Wattel met een conclusie in een cassatiezaak tegen een onderdeel van het herstel. In die zaak constateert Wattel dat de wet Rechtsherstel box 3 bij bezitters van ander vermogen dan spaargeld nog steeds het discriminatieverbod en het eigendomsrecht schendt omdat nog steeds zeer verschillend renderende of negatief renderende beleggingen belast worden naar één uniform positief rendement.
Dit betekent dat de belastingdienst de aanslagen waarin box 3 inkomen is begrepen voorlopig niet zal regelen. Zie ook onze eerdere berichten van 6 en 14 februari 2024. In ons bericht van 19 september 2023 is een korte samenvatting opgenomen van de conclusie van de AG Peter Wattel.