Auteur: TeamVervoort

Nieuw Europees huwelijksvermogensrecht per 29 januari 2019

Nieuw Europees huwelijksvermogensrecht per 29 januari 2019

Op 29 januari 2019 zal de EU-verordening Huwelijksvermogensrecht in werking getreden. De verordening geldt in 18 landen van de EU: Nederland, België, Bulgarije, Cyprus, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Kroatië, Luxemburg, Malta, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Spanje, Tsjechië en Zweden. De verordening is van toepassing op huwelijken die zijn gesloten in één van deze landen
– op of na 29 januari 2019 of
– vóór 29 januari 2019, maar waarbij een rechtskeuze is gemaakt op of na 29 januari 2019.
Voor huwelijken van vóór 29 januari 2019 gelden andere internationale regels: het Haags Huwelijksvermogensrecht 1978 en jurisprudentie. De EU verordening brengt op sommige punten verandering of meer duidelijkheid.
De verordening bevat regels internationaal privaatrecht en is bedoeld om echtgenoten in internationale situaties meer zekerheid te bieden over het voor hen geldende huwelijksvermogensrecht. Nationale rechtsstelsels bepalen namelijk in principe zelf welk (nationaal) recht van toepassing is in internationale situaties. De verordening geldt voor internationale huwelijken, dus als echtgenoten
– verschillende nationaliteiten hebben of
– ten tijde van hun huwelijk geen gemeenschappelijke woonplaats hebben.

De veranderingen hebben in hoofdzaak betrekking op de rechtskeuzebevoegdheid van de echtgenoten: de bevoegdheid om het recht te kiezen dat van toepassing zal zijn op hun huwelijksvermogensregime. Deze bestond voordien ook al, maar wordt in de verordening uitgebreid en verduidelijkt.

De veranderingen in hoofdlijnen:

– De echtgenoten kunnen niet alleen kiezen welk recht van toepassing zal zijn op hun huwelijksvermogensregime, hun keuze kan ook betrekking hebben het recht dat bepaalde wettelijke relaties tussen hen regelt.
– In tegenstelling tot voorheen is het niet meer mogelijk om een gedeeltelijke rechtskeuze uit te brengen: het gekozen recht geldt voor alle vermogensbestanddelen, ongeacht waar zich deze bevinden.
– Voor de rechtskeuze gelden de vormvereisten zoals die gelden voor huwelijkse voorwaarden in de lidstaat waar een of beide echtelieden wonen. Als geen van beide echtgenoten in een lidstaat woont, moet de rechtskeuze blijken uit een gedateerde, schriftelijke overeenkomst die door hen beiden is ondertekend.
– In sommige lidstaten gelden extra vormvereisten voor een wijziging van een eerder uitgebrachte rechtskeuze.
– Als de echtgenoten geen rechtskeuze hebben uitgebracht, dan geldt het huwelijksvermogensrecht:
1. van de gemeenschappelijke eerste gewone verblijfplaats en als dat er niet is
2. van het land van de gemeenschappelijke nationaliteit (NB niet bij dubbele nationaliteit) en als dat er niet is
3. waarmee de echtgenoten het nauwst verbonden zijn, te bepalen aan de hand van alle omstandigheden.

Gevolgen Brexit
Als het Verenigd Koninkrijk zonder overeenkomst uit de EU treedt verandert dat niets voor het huwelijksvermogensrecht (omdat het VK niet is aangesloten bij de EU-verordening Huwelijksvermogensrecht. (Overigens geldt hetzelfde op erfrechtelijk gebied.)
Dit ligt echter wel anders voor onderwerpen als ouderlijke gezag, echtscheiding en alimentatie omdat het Verenigd Koninkrijk daarvoor wel partij is bij de Europeesrechtelijke regelingen. Het is op dit moment nog onduidelijk hoe daarmee zal worden omgegaan.

Het niet uitgevoerde periodieke verrekenbeding

Het niet uitgevoerde periodieke verrekenbeding

In vooral oudere huwelijkse voorwaarden staat nog wel eens een ‘periodiek verrekenbeding’. Zo’n beding houdt in dat u als echtgenoten periodiek (meestal aan het eind van ieder jaar) ‘overgespaarde inkomsten’ tussen u beiden verdeelt. Overgespaarde inkomsten zijn inkomsten die niet aan de huishouding worden besteed.

Reden om een periodiek verrekenbeding op te nemen is meestal dat op deze wijze de minder of niet verdienende echtgenoot in de gelegenheid is om vermogen op te bouwen.

Om een periodiek verrekenbeding goed te kunnen bijhouden is een gedegen administratie nodig, die echter meestal ontbreekt. Vaak vergeten echtgenoten dan ook om jaarlijks te verrekenen. Dat is niet ongevaarlijk, De nare verrassing volgt namelijk aan het eind van het huwelijk, dus bij echtscheiding of overlijden. Volgens vaste jurisprudentie moeten de echtgenoten dan alsnog financieel met elkaar afrekenen. De periodieke verplichting wordt omgezet in een finale. Ingrijpend gevolg is dat u als echtgenoten in dat geval niet alleen inkomen met elkaar moet verrekenen maar ook het rendement dat u al die jaren in prive met dat overgespaarde inkomen heeft behaald. Uitgezonderd is alleen het vermogen waarvan u kunt bewijzen dat het echt prive is, maar dat bewijs is vaak moeilijk. Vooral in geval van echtscheiding veroorzaakt deze regeling daarom meestal grote emotionele en financiele problemen. Al met al is dit dus een situatie, die beter kan worden vermeden.

Uw nieuwe woning en het eigenwoning verleden

Uw nieuwe woning en het eigenwoning verleden

Het kopen van een eigen woning is, zeker door de regelgeving van de laatste jaren rond de aftrek van hypotheekrente, geen eenvoudige zaak meer. In financieel opzicht kan er dan ook veel misgaan. Zo is het, voordat u samen een woning koopt en financiert, van groot belang dat moet u weet hoe uw eigenwoningverledens eruit zien. Helaas realiseren maar weinig mensen zich dit.

Bijvoorbeeld

Stel u bent van plan een gezamenlijke woning te kopen voor € 200.000 en uw partner heeft een eigenwoningreserve van € 50.000. De eigenwoningschuld van uw partner bedroeg € 100.000 en was aangegaan vóór 2013. Uzelf heeft geen eigenwoningverleden, omdat het uw eerste koopwoning is. Uw nieuwe woning wordt gefinancierd met een annuïtaire lening van € 50.000, een aflossingsvrije lening van € 100.000 en € 50.000 eigen geld van uw partner. U bent beiden ieder voor de helft gerechtigd tot de woning en de beide leningen, zodat aan ieder van u € 100.000 van de aankoopprijs en € 75.000 van de leningen wordt toegerekend.

De eigenwoningreserve

De eigenwoningreserve is het bedrag dat ontstaat uit de overwaarde (positief of negatief) als u uw eigen woning verkoopt. Bij iedere verkoop kan een eigenwoningreserve ontstaan. Uw eigenwoningreserve is steeds het totaal van de door u gerealiseerde eigenwoningreserves.

Het bedrag van uw eigen woningreserve beïnvloedt de hoogte van het bedrag waarover u rente mag aftrekken bij een nieuwe hypotheek of lening.

Omdat uw partner een eigenwoningwoningreserve van € 50.000 heeft, kan uw partner de rente voor een eigen woninglening van € 50.000 aftrekken. De rente voor de resterende € 25.000 is bij uw partner dus niet aftrekbaar.

Uzelf wordt niet beperkt door een eigenwoningreserve, omdat u geen eigenwoningverleden heeft. De nieuwe eigenwoningregels zijn voor u echter wel een belemmering.

Renteaftrek per 2013

Vanaf 1 januari 2013 zijn de voorwaarden voor renteaftrek immers aangescherpt. Sindsdien is de rente over een nieuwe eigenwoningschuld alleen nog maar aftrekbaar als de eigenwoningschuld (lening waarover je de hypotheekrente mag aftrekken) volledig en binnen 360 maanden (30 jaar) minimaal annuïtair wordt afgelost. Aan deze aflossingsverplichting moet jaarlijks worden voldaan. Overeenkomsten die verder gaan dan een annuïtair aflossingsschema, zoals een lineaire aflossing, komen eveneens in aanmerking voor hypotheekrenteaftrek.

Als een hypotheeklening niet aan de eisen voldoet of als de aflossingsverplichting niet wordt nageleefd, dan vervalt het recht op hypotheekrenteaftrek.

De annuïtaire aflossingseisen zijn alleen verplicht voor hypotheken die na 1 januari 2013 worden afgesloten. Voor bestaande eigenwoningschulden geldt overgangsrecht en verandert er na 1 januari 2013 in grote lijnen niets.

Deze regels leiden ertoe dat u slechts € 25.000 in aftrek kunt brengen. Dat is uw helft van de annuïtaire lening. Uw aflossingsvrije deel is (sinds 2013) bij u niet meer aftrekbaar. Uw partner valt onder het overgangsrecht en ondervindt van deze regels dus geen nadeel.

Goedkeuring

Omdat de Staatssecretaris deze uitkomst ongewenste acht, is inmiddels goedgekeurd dat partners die gezamenlijk een woning kopen en een financieringsschuld aangaan, hun eigenwoningverleden 50/50 op verzoek aan elkaar mogen toerekenen. Voorwaarde hierbij is wel dat koopprijs en schuld 50/50 zijn aangegaan, en de verdeling voor toekomstige jaren blijft gelden. De keuze kan dus niet meer worden herzien!

Uw keuze

In het voorbeeld zou dit betekenen dat u de volledige rente in aftrek kunt brengen. Voor uw gezamenlijke situatie is dit voordelig. Er is echter ook een keerzijde.

Uw partner wordt bij de verdeling weliswaar niet meer belemmerd door de helft van zijn eigenwoningreserve, maar hij verliest tegelijkertijd ook het recht op het oude eigenwoningregime (overgangsrecht). Uzelf verkrijgt dit oude regimerecht, maar bent daarmee ook beperkt in de tijd voor de renteaftrek. Immers, de man heeft in het verleden al een aantal jaren rente afgetrokken. Bovendien heeft u ineens een eigenwoningreserve. Bij overlijden of echtscheiding blijft deze verdeling aan u kleven.

Met het oog op de toekomst is het dus van groot belang of u in een dergelijke (veel voorkomende) situatie gebruik maakt van de goedkeuring, dan wel naar een andere oplossing zoekt. Wij kunnen u bij deze keuze behulpzaam zijn.

Fiscale partners voor de inkomstenbelasting?!

Fiscale partners voor de inkomstenbelasting? Let op, het kan nauw luisteren!

 Het zijn van fiscaal partner heeft gevolgen voor de inkomstenbelasting die u betaalt en de premie die u betaalt of terugkrijgt. Als fiscaal partners doe u namelijk samen belastingaangifte en er zijn onderdelen van de aangifte die voor u en uw fiscale partner samen gelden:

  • u mag uw gemeenschappelijke inkomsten en aftrekposten verdelen.
  • drempelbedragen hangen af van het inkomen van u en uw partner samen.

Dit is bijvoorbeeld van belang bij hypotheekrenteaftrek en belasting over spaargeld (box 3). Vooral als één van u meer verdient kan dit fiscaal voordeel voor u opleveren..

Voorwaarden

U bent fiscale partners voor de inkomstenbelasting als u als u samenwoont en aan één van de volgende voorwaarden voldoet:

  • u bent gehuwd of geregistreerd partner
  • u bent ongehuwd/ongeregistreerd partner en staat allebei op hetzelfde adres ingeschreven bij de Basis Registratie Personen (BRP), u bent allebei meerderjarig en heeft samen een notarieel samenlevingscontract afgesloten
  • u bent ongetrouwd/ongeregistreerd partner, staat allebei op hetzelfde adres in de GBA ingeschreven en voldoet aan één van de volgende voorwaarden:
    • u heeft samen een kind
    • één van u heeft een kind van de ander erkend.
    • u bent bij een pensioenfonds aangemeld als pensioenpartners.
    • u bent samen eigenaar van een eigen woning.
    • op uw adres staat ook een minderjarig kind van één van uw beiden ingeschreven (samengesteld gezin).
    • u was het jaar ervoor al fiscale partners.

U kunt maar één partner tegelijkertijd hebben.

Einde fiscaal partnerschap

Uw fiscaal partnerschap eindigt zodra u niet meer samen op hetzelfde adres ingeschreven staat. Het maakt hierbij niet meer uit of u nog steeds aan één van de bovenstaande voorwaarden voldoet. Het is dus van belang om goed te letten op het moment waarop u zich in- of uitschrijft.

En dit luister nauw! Vaak, maar vooral in echtscheidingssituaties wordt dit laatste nog wel eens over het hoofd gezien, wat tot grote verrassingen en problemen kan leiden.

 

Hoe het fout kan gaan

Een man en vrouw scheiden in 2014. Omdat de man verzuimt zich uit te schrijven uit de BRP blijft het fiscaal partnerschap in stand. Daardoor heeft de vrouw geen recht op een tweetal heffingskortingen.

Wat is er precies gebeurd? Zonder zich uit te schrijven (kennelijk vergeten) verlaat de man de in gezamenlijk eigendom zijnde woning in maart 2014. De woning wordt vervolgens in juni 2014 verkocht. In augustus 2014 wordt de echtscheiding uitgesproken. Dan verhuist de vrouw in november 2014 met de kinderen en laat dit vastleggen in de basisregistratie personen (BRP). Op verzoek van de kopers van de woning laat de man zich uiteindelijk pas in maart 2015 op het adres van de woning uitschrijven uit de BRP.

Als de vrouw in haar IB-aangifte 2014 de alleenstaande ouderkorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting claimt, weigert de inspecteur haar die heffingskortingen toe te kennen. Rechtbank Noord-Rechtbank en Hof zijn het met de inspecteur eens dat partijen tot november 2014 elkaars fiscale partner zijn, omdat de man heel 2014 op het adres van de voormalige woning was ingeschreven. Dat zij feitelijk sinds maart 2014 niet meer samenwoonden en de vrouw sindsdien in feite een alleenstaande ouder was, is niet bepalend voor het recht op de in de wet opgenomen heffingskortingen. De vrouw heeft daarom geen recht op de alleenstaande ouderkorting. En dit alleen omdat de man zich niet tijdig had uitgeschreven.

Hof Amsterdam 23 oktober 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3817

CONTACT

Kenaustraat 1
2011 MV Haarlem
Postbus 117
2000 AC Haarlem

© Team Vervoort
iban NL12INGB0686017269
bic INGBNL2A
kvk Haarlem 34171025