Wetsvoorstel tot verdeling van pensioen bij scheidingen vanaf 1 januari 2021
Wetsvoorstel tot verdeling van pensioen bij scheidingen vanaf 1 januari 2021
De regering heeft onlangs een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer waarin de verdeling van pensioen bij echtscheiding anders wordt geregeld dan nu het geval is. De regeling zou vanaf 1 januari 2021 moeten gelden.
Volgens de huidige Wet verevening pensioenrechten bij scheiding krijgt de ex-partner[1] in beginsel een recht op ouderdomspensioen waarbij de uitbetaling afhankelijk is van het leven van de andere partner. Opgebouwde partnerpensioen wordt volgens de Pensioenwet op de scheidingsdatum ten behoeve van de ex-partner afgesplitst in een bijzonder partnerpensioen waarbij de uitkeringen plaatsvinden als de andere partner overlijdt. Ex-partners blijven dus een pensioenband houden. Als zij het anders willen, moeten zij dat zelf van te voren regelen en vastleggen. Verder moeten ex-partners zich volgens de huidige regeling binnen twee jaar na de scheiding bij de pensioenuitvoerder melden, willen zij hun recht effectueren. Niet zelden wordt dit vergeten.
In de voorgestelde nieuwe regeling wordt:
- de pensioenband doorgeknipt; het recht op ouderdoms- en partnerpensioen wordt automatisch omgezet in een zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen; de mogelijkheid bestaat wel om partnerpensioen buiten deze omzetting te houden;
- de periode waarover het bijzonder partnerpensioen wordt berekend beperkt tot de huwelijkse periode; in de huidige situatie wordt het bijzonder partnerpensioen ook berekend over de voorhuwelijkse periode;
- het recht op partnerpensioen verdeeld over beide partners; dit sluit aan bij de regeling voor het ouderdomspensioen;
- door de pensioenuitvoerder, met behulp van de Basisregistratie Personen , automatisch aan het pensioenrecht uitvoering gegeven; de ex-partners hoeven zich dus niet meer te melden.
Net als nu geldt dat echtgenoten bij huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden of in een echtscheidingsconvenant kunnen afwijken van de wettelijke regeling. In het wetsvoorstel is limitatief bepaald welke afwijkende afspraken kunnen worden gemaakt:
- uitsluiting van het recht op pensioenverdeling
- verdeling over een andere periode dan de huwelijkse periode (bijvoorbeeld ook de voorhuwelijkse periode)
- verdeling van een ander deel dan de helft van de pensioenopbouw (in plaats van 50/50 bijvoorbeeld 75/25).
Andere afwijkende afspraken worden niet door het pensioenuitvoeringsorgaan verwerkt. Wel kunnen partners de regeling uitsluiten en onderling een eigen regeling treffen.
Het wetsvoorstel kan wel gevolgen hebben voor bestaande huwelijkse voorwaarden, bijvoorbeeld als daarin is afgesproken om ‘de standaard’ uit de Wvps te volgen. Na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel die is beoogd per 1 januari 2021 is zo’n verevening niet meer mogelijk.
[1] De regeling heet betrekking op gehuwde of geregistreerde partners. Partners met een samenlevingscontract vallen hier niet onder, maar kunnen een vergelijkbare regeling overeenkomen, eventueel door naar de wettelijke regeling te verwijzen.